dagboek van een buurtgek: De erfenis van Pa

dagboek van een buurtgek: De erfenis van Pa

Even leek het fors uit de klauwen te lopen. Na mijn vorige stukje over het buurtfeest dat ieder jaar wordt georganiseerd door twee buurtmoeders, was het meteen hommeles. Dat is ook wel fukkeduk als ik aan het schrijven ben…dat ik niet nadenk dat buurtbewoners dit ook gaan lezen. De redactie van Bewoners033 vindt dat juist prima, omdat ze kunnen zien dat het aantal ‘hits’ juist stijgt als ik schrijf over de buurt.
Maar ik zit met de gebakken peren, of liever met twee aangebrande vrouwen, die woedend waren. Hoe ik het in mijn hoofd haalde “om zo negatief over de buurt te schrijven”. Net alsof zij de buurt zijn. “Aan Napoleons geen gebrek in dit gekkenhuis’, zei mijn vader altijd.
Mijn eerste reactie was er meteen met een gestrekt been in te gaan. Maar ik heb ook van m’n ouwe geleerd dat heftige emoties gelijk staan met olie op het vuur. Vroeger moest ik altijd tot 10 tellen als ik een buurtjongen op zijn muil wilde slaan. En ondertussen wel blijven kijken dat hij niet naar mij uithaalde.

‘De regel van 10’
Pa noemde dat de ‘regel van 10’. En die regel heeft mij geholpen om zonder veel kleerscheuren en een strafblad groot te worden.
Maar tot 10 tellen is nog tot daar aan toe. De volgende stap, die volgens Pa daarna moest worden gezet, was nog veel moeilijker en voor mij destijds onhaalbaar. Hij noemde dat ‘slijmen’. Had je met een echte Napoleon te maken dan gaf je hem of haar gewoon gelijk. En dat kon alleen met een spreuk die Pa in de bijbel had gevonden: “Heer vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen”. Nu had Pa niets met de kerk, want die liet zijn oren alleen maar hangen naar het grootkapitaal, maar af en toe een stukje lezen in die bijbel, daar was niets mis mee.
Had je niet met een Napoleon te maken, dan parkeerde je even je eigen gelijk en ging op onderzoek uit. Natuurlijk onhaalbaar voor een opgefokte jonge gast, maar als grote vent bij tijd en wijle best wel te doen.

Koffie drinken en op mijn tong bijten
Dat werd dus in dit geval koffie drinken met de twee buurtmoeders, op mijn tong bijten en proberen te luisteren naar hun boosheid. Ik moet mij daar dan soms bijna geweld mee aandoen, want blijf maar eens 5 minuten rustig zitten luisteren terwijl je de ene bak verwijten na de andere over je heen krijgt. Maar na die 5 minuten komt volgens Pa de grote omslag. Dan zeg je in dit geval: ”’ Stop…als ik jullie goed begrijp dan zijn jullie bang dat ik de buurt omlaag haal, een buurt waar jullie juist zo trots op zijn. Zo had ik het nog niet gezien”. Nu voel ik mij een ongelooflijke softe sociale werker, als die tekst uit mijn mond rolt, maar ik doe het gewoon voor Pa. Voor hem was dat dan de ‘oogsttijd’, die volgde op de ‘oorlogstijd’.
‘Oogsttijd’ was het zoeken naar wat onder alle boosheid en verwijten lag…en wel gedeeld kon worden,en daar dan heel veel nadruk op leggen.
In dit geval was de oplossing : ‘trots op onze buurt’. Ik weet niet waar die ouwe dat allemaal vandaan haalde,maar tot mijn verbijstering moet ik zeggen dat het vaak werkt.

Vrede sluiten
Zo kom ik bijna iedere dag mijn Pa tegen, terwijl hij al jaren rust op het kerkhof, hier pal naast de buurt. En ja,met de twee buurtmoeders heb ik vrede gesloten. Sterker nog we gaan binnenkort eens praten over hoe we onze buurt nog heel lang een fijne buurt kunnen laten zijn. Daarbij zijn dan ook een paar Pipo’s welkom. Want of je het leuk vind of niet, zonder daar de nieuwe buren bij te betrekken, praat je over een halve buurt. En dat schiet natuurlijk voor geen meter op.
Peter W.

Delen
20 augustus 2015No comments

Geef een reactie