Na de recente drama’s in Frankrijk laaien ook in Nederland de discussies op over ‘vrijheid’ en ‘vrijheid van meningsuiting’. De democratie wordt daarbij gezien als moeder van bovengenoemde waarden. Zozeer dat zelfs bestuurders van wereldinstellingen en overheid zichzelf laten afbeelden met bordjes ‘Je suis Charlie’. Iets wat de weinige nog levende redacteuren van het satirisch tijdschrift met de wenkbrauwen doet fronsen. Immers de bovenwereld van de samenleving vormt de doelgroep waarop de scherpe artikelen en cartoons zich doorgaans richten.
Grijs gebied
Aan de vraag of ‘alles gezegd mag en moet worden gezegd’ ga ik mij niet wagen. Het is voor mij een grijs gebied, waarin de nuance sterker wordt gevoe(l)d dan een ‘ja of nee’ standpunt.
Waarin geen nuance in gevoeld kan worden is de woede en verbijstering die opkomt bij het zien van beelden van een politieagent die op straat geëxecuteerd wordt door een onherkenbare schutter die handelt met de souplesse van een goed geprogrammeerde automaat.
Brute moord
Terwijl de brute moord één keer heeft plaatsgevonden heb ik deze inmiddels zo’n dertig keer herbeleefd, in herhalingen die te pas en onpas voorbijkomen. En vraag me af wat dit gegeven met mij en anderen doet. Dankzij of ondanks de moderne technologie en het werk van hijgerige media bereiken die beelden de gehele wereld. Zo vraag ik me af hoeveel mensen in Nederland bij het horen van de woorden ‘twin towers’ direct het filmpje van de instortende gebouwen in New York op hun netvlies te zien krijgen, gevoed door alle herhalingen die over ons zijn uitgestort.
‘Wij en zij’
Liever dan de vraag naar goed, slecht of vertoonrecht, vraag ik me hoe we traumatische beelden verwerken. Immers de woede, verbijstering en het ongeloof vragen om een heftige reactie. De nuchtere constatering alleen dat het een tragisch feit betreft, doet geen recht aan de shock die we ondergaan. Dan helpt het om met een paar honderd stille stadsgenoten in verbondenheid bijeen te komen op het Lieve Vrouwekerkplein.
Dan helpt het niet om het onuitroeibare ’wij-zij’ denken verder te voeden en anderen uit te sluiten. Anderen die wellicht mede op basis van deze uitsluiting geradicaliseerd zijn.
Een krachtiger remedie dan het vertrouwen in onderbuikgevoelens is wellicht het zelfonderzoek
naar de vraag hoe diep dit ‘wij-zij’ in mij wortel heeft geschoten.
Dat is een moeilijke weg omdat deze rammelt aan de poort van oude, diepgewortelde kernovertuigingen die leidend zijn voor de wijze waarop we naar de wereld kijken.
Deze ziekte is blijkbaar zo oud als de mens en staat voor mij voor de tragiek van samenleving.
De grote weigering
Zo woonde ik ooit in een Frans dorp dat oppervlakkig alle kenmerken droeg van een ideale, harmonische samenleving. Tot ik ontdekte dat de ‘wij- zij’ cultuur er dominant liep langs de lijnen van twee elkaar bevechtende jachtverenigingen. Als je als ‘import’, zonder de eeuwenoude traditie te kennen, besloot, omwille van integratie, lid te worden van een van beide verenigingen, was je meteen ingedeeld met alle gevolgen van dien. Maakte je geen keuze, dan bleef je buitenstaander.
Ogenschijnlijk was het kiezen tussen twee kwaden: uitsluiting of onderdeel worden van een verziekt systeem. Tot ik moest denken aan een studieboek uit mijn jeugd, waarin een derde weg werd bepleit: ‘de grote weigering’. Een pertinente weigering om deel uit te maken van systemen en tegenstellingen die in de kern ziekmakend zijn.
Zouden ze dat bedoelen met de term ´vrijheid´?