Dossier Transitie: “Er zijn dagen dat ik niemand zie”.

Dossier Transitie: “Er zijn dagen dat ik niemand zie”.

In de literatuur over de verloop van de transities lees ik in toenemende mate artikelen die stellen dat de transformatie in instellingsland, niet of maar moeizaam van de grond komt. Een transformatie die naar een nieuwe manier van kijken vraagt over hoe hulp en ondersteuning van mensen die minder zelfredzaam zijn er uit moet zien. In mijn directe omgeving constateer ik dat ‘vraaggericht werken’, het pas in actie komen wanneer burgers aangeven daar behoefte aan te hebben, soms op gespannen voet staat met de prestatienormen waar instellingen aan moeten voldoen.
En ‘op je handen zitten’, levert lang niet altijd de bewijskracht op dat een instelling in een buurt of wijk onmisbaar is. Dus bedenk je als sociaal werker nieuwe projecten, waarvan je niet weet of de ‘cliënt’ daar wel op zit te wachten. Dat kan leiden tot een pijnlijke spagaat.

Ander verhaal
Een heel ander verhaal zie ik als het gaat over de transformatie bij de burger, die ook geacht wordt
het ‘nieuwe denken’ te omarmen, in de vorm van het mobiliseren van het eigen netwerk en het leren meer zelfredzaam te zijn, teneinde minder afhankelijk te worden van professionele hulp. Inmiddels wordt wel duidelijk dat het instrumenteel toepassen van deze nieuwe gedragslijn door professionele indicatiestellers zal leiden tot een nieuwe groep hulpvragers die nauwelijks meer aanspraak kan maken op de kwalificatie ‘menswaardig bestaan’.
Met een collega, begeleid ik de transities in een kleine stad in Brabant. Daar koos de verantwoordelijke wethouder nadrukkelijk voor het betrekken van de burger bij het verloop van de transities. Gedurende enkele jaren organiseren wij er ‘In Gesprek’ bijeenkomsten, dialoogtafels waar een grote groep burgers, vrijwilligers, professionals en ambtenaren elkaar ontmoeten om in gezamenlijk verantwoordelijkheid te onderzoeken hoe de transities in hun gemeente gestalte dient te krijgen. Het is een werkwijze die grote overeenkomst vertoont met de “Bewonersconferenties’ die burgerinitiatief het BewonersWeb in 2013/ 2014 organiseerden op de HUA in Amersfoort

Onzekerheid: een gemeenschappelijke ervaring
Wat vooral opvalt tijdens een ‘In Gesprek’ bijeenkomst is de grote openheid en kwetsbaarheid bij de deelnemers in het delen van lief en leed. Als een rode draad loopt de factor ’bestaansonzekerheid’ door alle verhalen.
Baanverlies gekoppeld aan afkalvende uitkeringen; de angst van mantelzorgers om onder de druk van werk en zorg te bezwijken; ouders die de continuïteit missen in de opvang van hun kind met een verstandelijke beperking; ouderen die in een isolement komen; hardwerkende gezinnen met huizen met hoge hypotheken, die onder water staan.
Maar denkt niet zo’n bijeenkomst blijft steken in een litanie aan klaagzangen. De vraag “Waar maak jij je zorgen over”, wordt direct gevolgd door de vraag: “En…waar heb jij behoefte aan?”

Inventariseren van behoeften
Met het inventariseren van behoeften komen de verbindingen tussen burgers aan het licht. Dat leidt vaak tot directe vormen van wederkerige ondersteuning, een soort informele ruildienst van vraag en aanbod. Rond de meest in het oog springende thema’s als arbeidsproblematiek, het opzetten van kleine netwerken van informele zorg en aandacht, en de behoefte aan ontmoetingsgerichte activiteiten, worden nieuwe bijeenkomsten gehouden met de vraag:” Wat kunnen we zelf doen om hier een slag in te slaan”. Met ontroering constateren we vaak dat er met de transformatie bij de burger weinig mis is. De bereidheid en het groeiende besef dat klaar staan voor een buurman of buurvrouw, die in en lastige situatie is verzeild, heel normaal is, geeft de burger moed. Vaak is het aanbieden van een informeel kader, waarbinnen mensen elkaar kunnen ontmoeten en ondersteunen voldoende om tot nieuwe vormen van informele hulp te komen.
Zo scheppen de transities ook nieuwe kansen. Nu de instellingen nog!

Delen
25 juli 2015No comments

Geef een reactie