Destijds werkte ik op een HBO in Rotterdam, die de perikelen van de democratisering nog bij lange niet te boven was gekomen. Vakonderwijs bestond vrijwel niet meer. En het was volstrekt normaal dat docenten intieme betrekkingen onderhielden met jongvolwassen leerlingen. In die chaos probeerde ik jongerenwerkers op te leiden, maar liep na het werk vaak moe en leeg het NS station binnen, om de trein naar huis te halen.
Tot op een dag ik de coupé binnenkwam waar hij …met zijn benen hangend in het bagagerek, het lijf en hoofd naar beneden zijn ‘oefeningen’ deed. “Hoi”, zei hij, “wacht even ik ben zo klaar…dan kunnen we praten”. God, nee dacht ik, even geen lunatic. Maar ontsnappen was geen optie en even later zaten we in een geanimeerd gesprek.
Mick ( zo zal hij voor mij heten) zat in de Wajong, op een minimale uitkering van zo’n 600 euro, woonde op een oud binnenvaartschip en deed „waar hij zin in had‟. Zo kwam hij net van zijn maîtresse …”een heel dure dame in een gouden kooi” in Kralingen, die eens per maand ontsnapte aan de knellende banden van de upper class en de geur van geteerd touw en hout in haar lakens voor lief nam. “En verder”, vroeg ik, “waar heb je verder zin in?”. Op vrijdag had Mick zijn ‘jongensdag’, acht tot twaalf onhandelbare randgroepjongeren hadden zijn boot als chillplek ontdekt en langs kwamen…om „te kloten en te werken”. “Te werken?”, vroeg ik. “Ja, want aan een schip is altijd werk, en dus helpen ze een handje…maar de pauzes zijn subliem. Dan maak ik brood met pindakaas en zet koffie, en terwijl ze eten lees ik ze de sprookjes van Andersen voor…”.
Even dacht ik dat hij me in de maling nam, maar zijn blik was open en de glimlacht echt…”Kijk, dit soort gasten hebben ouders die kinderen nooit voorlezen, terwijl…met sprookjes, nou ja, je kunt wegdromen…alles is mogelijk…en dat raakt ze, want ‘s middags is het altijd een stuk rustiger aan boord”. Ik had mijn mentor gevonden!
“En verder, hoe zien de andere dagen eruit…met dat niks doen?”. “Hangt ervan af”, zei Mick, “net wat er voorbij komt”. “Laatst, vond ik een oude Volkskrant, met het verhaal over de mensen van de Sociale Dienst, die worden uitgescholden, bedreigd en kunnen zelfs klappen krijgen…dus dan ga ik naar de Sociale Dienst in Zwolle. Daar moet je zo’n nummertje trekken en wachten tot je zo’n hokje in mag. En dan… ga ik gewoon met ze praten… ik zeg dat ze zwaar werk hebben, terwijl ze toch proberen te doen wat goed is voor al die arme mensen. En soms moeten ze dan wel huilen…en dan haal ik een bakje koffie voor ze”.
Inmiddels waren we Utrecht genaderd en hoopte ik dat er een koe op de rails zou liggen. “Kun je nog een voorbeeld geven?”, vroeg ik hoopvol. “Ja, ik ga ook wel naar scholen, om in de kantine praten met de kids, hoe ze het daar hebben. Dat is een partij gekanker…en dan zeg ik dat ik het niet begrijp…zo’n mooie kantine en zoveel mooie meiden en stoere binkies, en sportvelden om de school heen…en dat ze er van alles gratis en voor niks kunnen leren. Dan hoor je ook welke leraren er hevig gepest worden…en die zoek ik dan op”. “Dat wordt dan zeker weer huilen en koffie?”, vroeg ik. “Ja, maar soms ook wel dat ze er achter komen, dat lesgeven hun ding niet is, hun leven verkloot, dat ze eigenlijk wat anders willen….dan zeg ik “Kerel waar wacht je dan nog op…?”
“Maar waarom dit soort acties?”, vroeg ik me hardop af. “Kijk”, zei Mick, ”dat is heel simpel, ik vang poen van de staat en daar doe ik gewoon wat voor terug, en zo …verdien ik mijn uitkering”. In Amersfoort nam ik afscheid en sprak af hem op zijn schip op te zoeken. Maar wist dat Mick zijn boodschap al in mijn hart geplant had…zonder de intentie mij iets te leren…enkel door te zijn wie hij is. Een mentor avant la lettre.