Als mijn stad Amersfoort representatief is voor de opkomst van burgerinitiatieven (BI’s), dan ziet het er rooskleurig uit voor de rol die de burger gaat spelen binnen de kanteling van het sociaal domein. De overheidsslogan: “De burger is aan zet” blijft niet onbeantwoord. Daarbij valt de enorme diversiteit van initiatieven op, zowel wat betreft de veelheid van leefgebieden als de schaal waarop men zich richt. De gemeentelijke overheid heeft een dagtaak aan het volgen van dit verschijnsel. Immers een groot aantal BI’s richt zich tot de politiek en het stadsbestuur met het verzoek gefaciliteerd te worden.
Het chaotische proces dat dit maatschappelijk verschijnsel kenmerkt wordt snel zichtbaar. Daar waar individualisme en een hoog levenstempo wezenskenmerken zijn van onze samenleving, daar dragen ook BI’s de sporen van onze tijd. In het ‘nieuwe denken’ over de verantwoordelijkheid die de burger moet nemen voor de leefbaarheid van dorp, wijk en buurt in relatie met een terugtredende overheid, passen kleinschalige initiatieven op een schaal die overzichtelijk en ‘bewerkbaar’ is. Het is een logische reactie op de logheid van de bureaucratische systeemwereld van instellingen en overheid. De schaduwkant van die pluriformiteit is echter ook een gegeven. BI’s werken veelal autonoom, zonder veel onderlinge verbinding. In plaats elkaar te versterken door te profiteren van de uitwisseling van opgebouwde expertise en gezamenlijke belangenbehartiging richting instellingen en overheid, tracht ieder zijn eigen wiel uit te vinden. “Ieder zijn eigen winkeltje”, hoor ik vaak zeggen.
Al die ‘individuele’ spelers maken iedere vorm van overzicht vrijwel onmogelijk en zetten de systeemwereld op een nog grotere afstand van buurten en wijken. De angst voor precedentwerking bij het faciliteren van die winkeltjes, is bestuurlijk volop voelbaar. Dan duurt het niet lang tot er een nieuw type BI opkomt, die als doelstelling heeft het coördineren, trainen, verbinden en versterken van BI’s. En vrijwel al die ‘verbinders’ trekken richting overheid om gefaciliteerd (lees: gesubsidieerd) te worden. Opmerkelijk daarbij is dat het bottom up karakter van de lokale BI’s veelal ontbreekt bij dit soort aanbieders. Dat heeft alles te maken met de overlevingsstrategie van menig professionele organisatie die zich mede om economische redenen op deze sector stort, aangevuld met starters in de vorm van advies en trainingbureaus. Met de komst van dit ‘grijze BI circuit’ komt de vraag op wat nu een BI is en wat niet.
De geschiedenis dreigt zich te herhalen, in de vorm van een voor de systeemwereld herkenbaar aanspreekpunt en samenwerkingspartner, die pretendeert te spreken namens bewonersgroepen en ook de professionele taal spreekt van die systeemwereld. Wilden we daar met het ‘welzijnswerk oude stijl’ juist niet vanaf? Zo zijn er in mijn stad momenteel de nodige aanbieders van digitale netwerksystemen om ‘van alles en nog wat in de buurten en wijken’ te verbinden, zonder dat bewoners wordt gevraagd of ze daar behoefte aan hebben. Daar hangen trouwens indrukwekkende prijskaartjes aan. Zo kan het ook gebeuren dat een net opgerichte stichting onderzoeksgelden van de gemeente krijgt om alle BI’s in de stad te gaan inventariseren, zonder vooraf contact te leggen met bestaande BI’s die dat overzicht al grotendeels hebben.
Binnen de bestuurlijke chaos van de implementatie van transities en het gebrek aan overzicht met betrekking tot de komende bezuinigingsgolf is dit maar een zijstraat. Voor mij geldt in deze maar één spelregel: fantastisch om de energie te voelen van al die BI’s maar laten we er voor waken dat het bottom up karakter ervan behouden blijft. En neem de groeipijn daarbij voor lief. Anders wordt menig zijstraat toch weer een ‘cul de sac’.
Geen wezenlijke verandering zonder bestuurlijke chaos. En inderdaad, het is fantastisch om te zien hoeveel initiatieven onder bewoners in onze stad ontstaan!
Ik hoop echter niet dat we een strijd gaan krijgen over wat ‘echte’ BI’s zijn en wat niet. Dan moeten er allerlei criteria worden vastgesteld en wie zit daar op te wachten?
De initiatieven laten zelf zien of ze bestaansgrond hebben of niet. Soms mag een initiatief best door anderen zijn bedacht en overgenomen worden door buurtbewoners. Niet alle buurten hebben spontaan voldoende zelforganiserende kracht.
En over die pas opgerichte stichting die onderzoek laat uitvoeren met subsidie van de gemeente: hier wordt stichting BonaFide ongetwijfeld bedoeld. Daar ben ik mede-oprichter van. We hebben hier geen subsidie voor gekregen, maar de gemeente heeft haar (betaalde) contacten met de Academie van de Stad ingezet om een inventarisatie te laten maken. Dit is een afstudeerproject van 2 studenten van de universiteit Utrecht geworden, die door BonaFide worden begeleid. Naast een inventarisatie onderzoeken zij ook, kort gezegd, hoe gemeenten samen kunnen werken met BI’s.
Het onoverzichtelijke aan burgerinitiatieven in het betoog hierboven geldt voor iedereen. Wij hoorden niet zolang geleden over de inventarisatie van 033. Fantastisch! Laten we vooral kijken hoe we kunnen samenwerken en samen een zo compleet mogelijke inventarisatie realiseren!