Gemeente en burgerinitiatief: schijn en de werkelijkheid

Gemeente en burgerinitiatief: schijn en de werkelijkheid

Dat burgerinitiatieven (BI’s) populair zijn op het stadhuis behoeft geen betoog.
Dat neemt echter niet weg dat een kritische bezinning op het gemeentebeleid en de uitvoering daarvan hoge prioriteit zou moeten hebben.
Op basis van mijn ervaring met het reilen en zeilen van BI’s wil ik mijn bezinning graag delen. Zie het maar als een gratis huiswerk, in een tijd dat duur betaalde externe adviseurs de deur bij de gemeente niet meer plat kunnen lopen.

Hapsnap beleid
In zowel landelijke en lokale onderzoeken naar de relatie van BI’s en de overheid, wordt voortdurend benadrukt dat er veel te verbeteren valt op het niveau van de onderlinge communicatie.
Dat is echter een heel globale conclusie. Zo wordt in een recent Amersfoorts onderzoek naar BI’s op het gebied van zorg en welzijn(zie binnenkort op deze site) geconstateerd dat er onder ambtenaren geen eenduidigheid bestaan over de definitie van wat een burgerinitiatief is. De consequentie daarvan is dat de scherpte in de toewijzing van incidentele subsidies kan rammelen, omdat er in de praktijk onvoldoende zicht is op wat BI’s of vermeende BI’s in de praktijk bijdragen aan de leefbaarheid in de wijk. Dan wordt de intensiteit van het netwerken en lobbyen binnen het stadhuis meer bepalend voor een eventuele toekenning dan de bottom up kwaliteit en de mate waarin een initiatief breed gedragen wordt door bewoners.
Deze tendens wordt mede in de hand gewerkt doordat de contactambtenaren die kennis hebben van de buurt en wijk voor een groot deel zijn wegbezuinigd. De visiearme evaluatie van de Wijkontwikkeling, onlangs in de gemeenteraad, maakte dat al duidelijk: aan wijkmanagers heeft de gemeente slechts een schamele 4.5 Fte’s behouden. Zij waren het die voorheen gedetailleerd op de hoogte waren van bewonersnetwerken in buurt en wijk en daar voor een groot deel van hun tijd fysiek aanwezig waren. Voeg daarbij het aantal beleidsambtenaren dat niet in Amersfoort woonachtig is en het beeld dringt zich op van een overheid die zich inhoudelijk met forse beperkingen moet bekwamen in het bijhouden van ontwikkelingen in buurten en wijken.

Fragmentatie
Dat heeft ook gevolgen voor de fracties in de gemeenteraad. Daar wordt geconstateerd dat het zicht op de ontwikkeling rond BI’s en het daaraan gekoppelde beleid fragmentarisch en onoverzichtelijk is. Het gevolg van een en ander leidt tot ontbreken van een consistent beleid dat in samenwerking met het bewonersveld tot stand zou moeten komen. Dat alles in het kader van ‘het loslaten van de regie’. Beleid dat essentieel is, wil de gemeente ernst maken met het faciliteren van BI’s, zoals zij dat althans op papier voorstaat.
Het hapsnapbeleid rond de overdracht van gemeentelijk onroerend goed ( lees: de voormalige wijkcentra) is daar een goed voorbeeld van. Voeg daarbij de grote inhoudelijke verschillen in beleid en werkwijze tussen diverse gemeentelijke afdelingen, die óf uitgaan van de maatschappelijke betekenis van ontmoetingsplekken óf van kille financiële eisen én grote bureaucratische obstakels en het mag duidelijk zijn dat er voor het huidige bestuur werk aan de winkel is.

Werk aan de winkel
Binnen deze constatering zijn echter de BI’s niet vrij te pleiten. Zij opereren rond belangrijke beleidsvragen voortdurend als eilanden, die gericht zijn het eigen belang.
Niet vreemd gezien de berg werk waarmee ze geconfronteerd worden, maar op langere termijn contraproductief en politiek naïef.
Kortom, de conclusie van een haperende communicatie tussen BI’s en de gemeente kent een veel diepere gelaagdheid, die ook pijnlijke kanten bloot legt. Daar hoef je je als overheid niet voor te schamen, maar het zou wel een prikkel moeten zijn om tot wezenlijk nieuw beleid te komen in een tijd die om bestuurlijke vernieuwing vraagt.
Voor BI’s en de gemeente is er de komende tijd werk aan de winkel, wil het credo van de ‘burger aan zet’ geen schone schijn blijven.

Delen
1 september 2014No comments

Geef een reactie