De wijkmanager zegt: “Ik kan de hele week wel doorbrengen met het aflopen van congressen en seminars over de ‘kanteling’.
Het geeft mij een beeld van ambtenaren en professionals uit de wereld van welzijn en zorg, die zich willen laten updaten over de wijze waarop de transities vorm en inhoud moeten krijgen. De afgelopen week, was ik als bewoner te gast bij zo’n congres van de VNG over ‘de Kanteling’. In een goed geoutilleerde bus van de ‘Krachttoer’ van die organisatie, die rijdend door het land de relatie van burgerinitiatieven (BI’s) en bestuur wil empoweren, werden workshops gehouden (www.vng.nl/producten-diensten/diensten/krachttoer).
Twee bewonersinitiatieven uit Amersfoort discussieerden met een groep beleidsambtenaren en consulenten uit de sector WMO/AWBZ, Jeugdzorg en Participatie. Al snel werd het centrale thema gezet: “Hoe moet de overheid burgerinitiatieven faciliteren?”.
Wat mij, los van de inhoud opviel, was de enorme betrokkenheid en belangstelling van de aanwezige ambtenaren rond de vraag hoe er gewerkt kan worden aan nieuwe verhoudingen tussen gemeenten en actieve burgers in de wijken. Immers transities in de vorm van wijkteams, die niet verbonden zijn met vormen van laagdrempelige basiszorg en aandacht, die door de burger worden geïnitieerd, zijn bij voorbaat gedoemd om te mislukken, mede gezien de bezuinigingen die er aan verbonden zijn.
Het toverwoord daarbij heet ‘facilitering’
En wonderlijk genoeg werd dat begrip op die workshops niet geoperationaliseerd in termen van beleidsplannen met de daaraan verbonden subsidies, maar met laagdrempelige contactlegging met locale bewonersinitiatieven als eerste stap in ‘het nieuwe denken’ over de relatie burger-bestuur.
Daar ging het statement van de aanwezige BI’s aan vooraf, die stelden dat ze zonder overheidssubsidie willen werken, mede om te voorkomen dat de regie door de overheid wordt overgenomen of dat succesvolle initiatieven worden ‘doodgeknuffeld’. Facilitering in termen van de burger betekent dan in eerste instantie praten en ‘echt luisteren’ naar wat actieve burgers beweegt, zonder voorgestructureerde vragenlijsten of het zoeken in welk vakje een bepaald initiatief past.
“Maar hebben we wel voldoende zicht op wat er zich aan initiatieven in onze wijken afspeelt en hoe komen we daarmee in contact?”, hoorde ik een aantal deelnemers zeggen. Op zo’n moment gaan ambtenaren denken als buurt en wijkbewoners die willen weten wat er zich in hun leefgebied afspeelt aan bewonersinitiatieven. En met die ‘rolwisseling’ lijkt het wel of er in de bus een last hun schouders valt. Dan wordt ook duidelijk dat een aantal ambtenaren ruimte en tijd wil claimen op hun afdeling om de wijken in te trekken op zoek naar de verhalen van de burger.
Onwillekeurig moest ik denken aan het contact dat ik jaren geleden had met de wijkmanager in mijn buurt, die er altijd was als ik hem nodig had.
Aan mijn keukentafel smeedden we plannen om de destructieve werking van een hanggroep te counteren. Legden we de regie en de aanpak in handen van een groep betrokken buurtbewoners en faciliteerden de wijkmanager door professionals bij die aanpak te betrekken of snel een vergunning te regelen. De afdeling van die wijkmanager is inmiddels gereduceerd tot een fractie van het aantal FTE’s en daarmee dreigen wijkkennis en korte communicatielijnen verloren te gaan.
Maar dat heb ik niet gezegd, in die bus, om de bevlogenheid van de aanwezige ambtenaren niet te ontmoedigen. Want aan hen zal niet liggen!