Geen conferentie over de transities zorg en welzijn en participatie, geen beleidsnota over het sociaal domein of de loftrompet wordt gestoken over de ‘nieuwe burger’ die zich dient te transformeren tot hoeder van de leefbaarheid in de buurt, inclusief het doen van boodschappen voor de bedlegerige buurvrouw. En zo ver mijn blik reikt zie ik de burger ook groeien in die rol. Een huis aan huis peiling in mijn wijk waarbij werd gevraagd welke vorm van burenhulp mensen willen bieden dan wel nodig hebben, leverde 75% aanbod en 25% vraag op.
De voorwaarde om zo’n hartverwarmend aanbod te effectueren is het scheppen van een laagdrempelig organisatiekader, dat vraag en aanbod matched. Het organiseren van dat kader is professioneel werk. Als dat ‘staat als een huis’ kan het wellicht op langere termijn aan de burger/vrijwilliger worden overgedragen. Professioneel werk heeft een prijs. Kent u stukadoors en schilders die ’s winters gratis uw huis komen opknappen en daarbij als vanzelfsprekendheid hun eigen gereedschap inzetten?
Wat een retorische vraag lijkt binnen de bouw is in de organisatie van zorg en welzijn eerder regel dan uitzondering. Meer en meer zie ik dat werkloze professionals uit de sector zorg en welzijn en maatschappelijke dienstverlening hun vakkennis onbetaald aanbieden om het kader te scheppen waarbinnen andere vrijwilligers hun bijdrage kunnen leveren. Meer en meer vrees ik dat zij daarmee hun eigen professionele graf graven. Nu al is het vanzelfsprekend geworden dat een kersvers afgestudeerde hulpverlener of social worker onbetaald ervaring gaat opdoen binnen organisaties. Immers zonder ervaring kom je niet aan de bak en een ‘gat in het CV’ moet te allen tijden vermeden worden.
Als professional zet ik mij in voor leefbaarheid in wijken. Daarbij kan ik mijn onderzoek en advies bureau, mijn netwerken en organisatietalent goed gebruiken. Bij burgerinitiatieven, organisaties en de plaatselijke overheid ben ik een graag geziene gast. Tot ik ontdek dat meer dan 80% van al mijn werkzaamheden pro deo worden geleverd en dat het normaal wordt gevonden dat ik zelfs geen onkosten declareer. Kortom mijn maatschappelijk engagement heeft een forse prijs, omdat los van enig verdienmodel zelfs reis, kantoor en telefoonkosten geheel voor mijn eigen rekening komen.
Ik beklaag mij niet, want als pensionado is dit mijn ‘eigen keuze’, en heeft het werk mijn voorkeur boven golfen of glaasjes port drinken bij de open haard.
Wel ben in ik mij bewust dat ik met mijn inzet jongere collega´s wegdruk die hetzelfde werk doen en daarvan moeten leven. Kortom wat individueel een wellicht lofwaardig initiatief is, werkt structureel verwoestend voor een toch al kwetsbare bedrijfstak. Mijn engagement heeft een structurele schaduwkant, omdat overheid en instellingen snel gewend raken aan dit type onbetaalde professionaliteit en het mede kunnen gebruiken als bewijsvoering voor het obligate credo ‘Met minder professionals meer kwaliteit’. Betaalde professionals, dan wel te verstaan.
Hier zit de spagaat. Teveel ontslagen collega’s zetten onbetaald hun werk voort, omdat ze hart hebben voor maatschappelijke groepen die door de werking van de transities en de daaraan gekoppelde bezuinigingen verder dreigen te marginaliseren. En ontnemen collega’s zo het zicht op een betaalde functie. Waar in de bouw worden huizen opgeleverd op basis van de inzet van werkloze bouwvakkers die vrijwillig de klus komen klaren? Wat normaal lijkt in de ene arbeidssector is een lachwekkende gedachte binnen de ander sector.
Onbetaalde beroepsarbeid is in die zin dan ook een moderne vorm van het ‘maten naaien’. En vormt een nieuwe variant van een resistent kapitalistische marktmodel: de dubbele uitbuiting van zowel de onbetaalde als de betaalde professional. Het speculeren op de inzet van professionals zoals ik, komt daarmee in een wrang daglicht te staan. Het credo ‘eigen verantwoordelijkheid’ blijkt onvoorziene gevolgen te hebben voor mijn buurman, die nu al de eindjes niet aan elkaar kan knopen.
Vooralsnog heb ik daar geen goed antwoord op!